Gebitsslijtage ontstaat door verlies van tandweefsel door oorzaken anders dan cariës

Een vorm van gebitsslijtage komt vrijwel bij iedereen voor en is in de loop van de tijd bij iedereen waarneembaar (normale, fysiologische slijtage). Soms verloopt de slijtage echter sneller dan normaal (pathologische slijtage). De tanden en kiezen worden dan steeds korter.

Het korter worden van tanden en/of kiezen kan nadelige consequenties hebben voor het hele gebit. De korte tanden beïnvloeden negatief de esthetiek en functie van het gebit. Daarnaast kan gevoeligheid ontstaan bij de gebitselementen door het ontbreken van de beschermende glazuurlaag. Bij vergevorderde slijtage kan zelfs kiespijn ontstaan door ontsteking/afsterven van de zenuw.

Oorzaak van gebitsslijtage

Gebitsslijtage kent verschillende oorzaken. Onderscheiden worden:

  • mechanische slijtage: attritie en abrasie
  • chemische slijtage: erosie.

Gebitsslijtage is meestal het resultaat van een combinatie van factoren en zelden te wijten aan attritie, abrasie of erosie alleen.

Bij attritie is sprake van slijtage van de kauwvlakken en snijranden van de gebitselementen, doordat deze elkaar raken. Tandenknarsen of bruxisme kan daarbij een belangrijke rol spelen. Tijdens het knarsen vindt tandweefselverlies plaats door het over elkaar heen schuiven van de onder- en boven tanden en kiezen.

Wanneer slijtage optreedt, doordat de tanden en kiezen in contact komen met andere voorwerpen, spreekt men van abrasie. Men ziet soms abrasie ter hoogte van de tandhals, net boven het tandvlees, door te hard te poetsen of door het gebruik van een harde tandenborstel.

Erosieve slijtage, oftewel tanderosie is het verlies van tandweefsel door zuurinwerking (niet veroorzaakt door bacteriën en daarmee verschilt het van cariës/gaatjes).

Diagnostiek van gebitsslijtage

Het onderzoek naar gebitsslijtage begint met een aantal vragen omtrent mogelijke oorzakelijke factoren en eventuele daaruit voortkomende esthetische, functionele en/of pijnklachten. Uw tandarts inspecteert vervolgens het aangezicht, de mondholte en het gebit. Aan de hand van het onderzoek bepaalt hij/zij de waarschijnlijke oorzaak en behandeling van de gebitsslijtage.

Behandeling van gebitsslijtage

Bij geringe hoeveelheid weefselverlies streeft je tandarts naar preventie van verdere slijtage. Hij/zij geeft informatie over alle oorzakelijke factoren en het individuele risico voor de toekomst, adviezen omtrent het voorkomen van tanderosie en abrasieve poetsgewoontes.
Bij gevorderde slijtage staat de restauratieve behandeling (herstel van de versleten gebitselementen) meer in de voorgrond. De behandelingskeuze wordt bepaald door de aard, hoeveelheid en het verloop van slijtage en de daaruit ontstane gebitsconsequenties.

Het gebit kan hersteld worden d.m.v. restauratieve behandeling met een tandkleurig vullingsmateriaal dat direct in de mond wordt aangebracht. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om het weefselverlies indirect te herstellen door middel van kronen.
In geval van gebitsslijtage door attritie wordt na eventuele restauratieve behandeling een beschermplaatje gemaakt, dat meestal alleen ’s nachts gedragen hoeft te worden, om verdere slijtage te voorkomen.

Bron: nmt